De Indigena in zijn onbedorven paradijs

Onderstaand artikel werd voor het eerst gepubliceerd in het twee maandelijkse blad van de Nederlandse Vereniging in Mexico: nvmexico.com, van juli/augustus 2010 jaargang 47  nr. 4

Het vertelt iets over mijn gevoelens omtrent de oorspronkelijke bevolking van Mexico en wat daarvan nu nog te ervaren is.

___________________________________________________________

Nu ruim vijftig jaar geleden hield ik een spreekbeurt over de beschaving van de Incas. Ik was toen leerling van Het Bischoppelijk College te Sittard en het was voor het vak Nederlands. Behalve een goed cijfer, zo herinner ik me, heb ik er een latente belangstelling voor  pre-columbiaanse culturen aan over gehouden. Toen ik me veel later wat tijd en geld gunde voor bijzondere vakanties, was Peru mijn eerste reisdoel en de Ruta Maya in Mexico – Guatemala het daarop volgende. Voor het zover was ontmoette ik mijn Mexicaanse Elizabeth en tegelijk met mijn belangstelling voor haar, werd ook die voor de oude culturen van midden-amerika een stuk serieuzer.  Ik wilde zo veel mogelijk te weten komen, over alle aspecten van de historie, over de oorspronkelijke bevolking en met name ook wat daar nog van over was. Ik las alles wat ik rechts en links kon vinden over de Maya’s en Azteken en leerde al snel dat er nog veel meer oude culturen en hun nalatenschap of nakomelingen zijn te onderscheiden. Met die nakomelingen bedoel ik natuurlijk de huidige bevolkingsgroepen in de Americas, die we voor het gemak over een kam scheren en indianen, indigenas, noemen. Inmiddels weet ik dat die aanduiding onrecht doet aan de enorme verschillen die er tussen de diverse groepen bestaan: verschillen in taal, leefwijzen, geloven en gebruiken. In Mexico onderscheidt het CDI alleen al 62 verschillende etno-linguistische groepen. Het CDI is een instelling van de Mexicaanse Federale overheid en staat voor Comisión Nacional para el Desarrollo de los Pueblos Indigenas. In 2005 stellen zij het totale aantal indiaanse inwoners van Mexico vast op 9.854.301 en hiervan spreken 5.988.557 personen nog een indiaanse taal (benieuwd wat de uitkomst is van de volkstelling van 2010). Dat en nog het een en ander weet ik nu, maar bij mijn eerste reis naar Mexico in 2004 koesterde ik nog het soort gedachten die zelfs wetenschappers eeuwenlang hadden omtrent de oorspronkelijke bewoners van de nieuwe wereld die Christopher Columbus had ontdekt: …daar leven vreedzame mensen als in het paradijs, in harmonie met de natuur, met een eigen hoogwaardige cultuur. De gedachtesprong die je dan al snel maakt is: Wat vreselijk dat de Spaanse conquistadores en hun nazaten dat allemaal teniet hebben gedaan in eeuwenlange overheersing en onderdrukking.

Dat beeld is nu heel wat genuanceerder door wat ik inmiddels heb gelezen en met eigen ogen heb kunnen zien en ervaren. Dat inzicht kwam al een heel klein beetje tijdens die eerste reis en werd sterker in de jaren daarna door mijn bezoeken aan Mexico, maar toen ik begin 2008 naar Cuernavaca verhuisde was dat oorspronkelijke beeld zeker nog niet verdwenen. Tijdens mijn eerste Ruta Maya, in de zomer van 2004, bezocht ik in Cristobal de las Casas het museum van Na Bolom[1]. Ik hoorde daar voor het eerst van de Lacandon Maya’s: een tweetal groepen indigenas die waarschijnlijk nog dicht bij de oude ‘verdwenen’ Maya’s staan. Mijn belangstelling was helemaal gewekt toen ik vlak daarna bij de ruïnestad Yaxchilan twee van hen tegen het lijf liep.

mexico)372Yaxchilanw

De Lacandones, die ik in 2004 bij Yaxchilan tegen het lijf liep

Ja, dat waren pas echte ‘indianen’! Hun voorouders hadden de Spaanse conquistadores weten te ontlopen door de jungle van Chiapas in te trekken en pas sinds het midden van de vorige eeuw was er sprake van de eerste echte contacten met het moderne Mexico. Helaas liet mijn georganiseerde reis toen niet toe me aan te sluiten bij een mogelijke jungle-expeditie om hun woonplaatsen te bezoeken of er anderszins langer bij stil te staan, maar hun uiterlijk, met lange zwarte haren en witte gewaden bleven voor mijn ogen zweven als de mensen die ‘vreedzaam en in harmonie met de natuur leefden’. Eenmaal weer thuis in Nederland vond ik een boek van Sebastiaan Roeling[2], een Nederlandse mayanist[3] die in 2002 en 2005 veldonderzoek had gedaan bij de Lacandon indianen. Het boek, tevens een soort introductie in de Culturele Antropologie, bevatte meer dan genoeg stof om voeding te blijven geven aan mijn romantische beeld van de ‘indigena in zijn onbedorven paradijs’. Dat zou dus zeker een reisje worden naar la Selva Lacandona, zeg maar het reservaat waar Lacandones hun eigen zeden en gebruiken in stand kunnen houden, maar het duurde nog tot juni 2010 voor het er ook echt van kwam.

P6031134wGuia-Kin

Onze gids door la Selva Lacondona

P6031130

La selva Lacandona: de waterval ‘las golondrinas’

P6031099

Deskundige uitleg over de geheimen van de natuur.

P6031185

De nog niet blootgelegde Maya stad Lacanja Chansayab

P6031113

De Ceiba, de heilige boom van de Maya’s

Intussen had ik op verschillende manieren beter kennis gemaakt met het fenomeen ‘indigenas’ en vooral de kloof die er bestaat tussen de wereld van de moderne Mexicaan en die van de nakomelingen van de oorspronkelijke bewoners van Midden Amerika. Een kloof niet alleen in materiële of culturele zin, maar vooral ook in de vorm van (verholen) en openlijke discriminatie. Ik zelf leerde al snel de overal opduikende indiaanse straatverkopers en bedelende kinderen te negeren en werd op vele manieren gewaarschuwd voor hun soms diefachtige gedrag. Zag met deernis hoe jonge moeders met hun schatjes van babies de straat als keuken, woon- en slaapkamer gebruiken. Met enig afgrijzen keek ik naar de vaak vervuilde blote voeten in afgetrapte guaraches, van vooral de mannen. Daarentegen had de wijze waarop vrouwen zich kleden en soms fantasievol met hun haar omgaan, absoluut aantrekkingskracht op me. Hoe zouden ze in hemelsnaam die plooirokken en die kante en kleurrijk geborduurde blouses schoon en gestreken houden in de primitieve omstandigheden waarin ze wonen? Hun erbarmelijke dorpen, vaak wat moeilijker bereikbaar, met karkassen van huizen en middeleeuws aandoende straten die al jaren lang onderhoud ontberen, leerde ik kennen door de vele rondritjes die we maakten. Doet de overheid niets voor de ontwikkeling van de indiaanse Mexicanen? Krijgen deze indigenas onvoldoende mogelijkheden om zich zelf te ontwikkelen? Of willen ze zelf zo blijven leven, zo zoemde het steeds in mijn hoofd.

Wijzer werd ik door de verhalen te horen van verschillende mensen die met indigenas hebben gewerkt. Zo sprak ik lang met Gwen van Gelder, een Nederlandse vrouw die in een Nauhatl dorp: Cuentepec, in Morelos een poppenatelier had opgezet met vrouwen uit het dorp en dit vervolgens drie jaar lang succesvol wist te runnen. Ik vertel daar graag een andere keer wat over. Heel verhelderend was ook het verhaal van Roberto, een van mijn leraren in de taalschool Experiencia in Cuernavaca, waar ik een cursus deed. Hij had eerder voor de Mexicaanse overheid gewerkt als sociaal werker in diverse ontwikkelingsprogramma’s voor indigena gemeenschappen in Chiapas. Hij bestreed met succes mijn opvatting dat de overheid niets doet voor de ontwikkeling van Indiaanse gemeenschappen. Aan de hand van voorbeelden uit zijn praktijk legde hij uit hoe moeilijk dat overigens is voor een land dat al moeite genoeg heeft zich staande te houden in de internationale welvaartswedloop. En ja, de indiaanse gemeenschappen, bij monde van hun caciques, lijken nauwelijks behoefte te hebben aan de ontwikkelingen volgens modellen van de westerse wereld. Alleen de flessen coca cola, de televisie en wat afgedankte auto’s zijn zichtbare bewijzen dat de 20ste eeuw langs is geweest.

De indigenas leven heden ten dage dus zeker niet in een ‘paradijs’, hoe uitbundig de natuur en het landschap rond hun woonplaatsen meestal ook is. Ze hebben ook nooit in paradijselijke omstandigheden geleefd, maar zoals overal op deze aardbol en net als andere volkeren, hebben ze steeds op hun eigen manier moeten vechten met anderen én de natuur om zich van een bestaan te verzekeren. Ondanks deze wetenschap blijft het beeld van de ‘onbedorven indiaan’ in mijn achterhoofd bestaan, zeker sinds ons recente verblijf in Lacanjá Chansayab. We hadden daar een eco-trip geboekt voor een bezoek aan de ruïnes van Bonampak en Lancanjá en om een jungletocht te maken in la Selva Lacandona. We kregen een prima toegeruste ruime en schone cabaña in het campamiento ‘Top Che’[4]. Eigenaar is de Lacandon indiaan Don Enrique, zoals hij zich in goed Spaans voorstelde.

Het bezoek aan de beroemde muurschilderingen van Bonampak was boven verwachting spectaculair. Door de wandeling in de jungle met zijn begroeide waterlopen en cascaden kreeg ik de neiging om me bij een ‘groene’ partij aan te sluiten en het ‘ontdekken’ van de ruïnestad Lacanjá, midden in de jungle en nog helemaal opgeslokt door de woeste natuur, deed me voelen als een John Lloyd Stephens of Alfred Maudslay[5].

P6020975w

De zonen van Don Enrique

De meest bijzondere ervaring was echter het contact met onze gastheer en zijn familie en de gesprekken, die we met hem konden voeren. Zijn zonen traden op als gidsen, een van hen runde een keurig restaurant, een schoondochter beheerde een redelijk moderne keuken en anderen verzorgden de cabañas en hielden deze keurig schoon. De kleinkinderen hielpen met serveren en wilden o zo graag  met ons in gesprek komen. De omgeving en paden waren opgeruimd en de planten en bomen goed verzorgd, er waren speelse speelweiden, een orchideeën-tuin, visvijvers en een goed beschutte rustplaatsen met hamaca’s.  Er was warm en koud stromend water, gewoon electrisch licht én….. een aparte cabaña met vier computers en een satelliet verbinding voor internet; voor de laptop-bezitters bovendien inalambrico. Op diverse plaatsen stonden kleine bordjes met aanwijzingen, hoe om te gaan met energie, de natuur, waar welke soort vuilnis gedeponeerd kon worden en aansporingen om respect te hebben voor de zeden en gewoonten van de vaste bewoners en verstandig om te gaan met dieren en planten. Eco-toerisme op zijn best dus!  Een waar paradijs, niet van het glossy soort van grote luxe vakantie resorts aan de kusten, maar aangenaam passend in de woeste natuur van la Selva Lacandona.

Don Enrique liet zich graag uitnodigen om meer over zijn familie en hun leven te vertellen en zo hebben we bij het licht van de maan, wat kaarsjes en duizenden vuurvliegjes een hele avond op de veranda van onze cabaña doorgebracht, met hem en een aantal leden van zijn familie. Met ons spraken ze in prima Spaans, maar onderling Maya. Ons was niet alleen Elizabeth en ik, maar ook twee van haar broers en haar moeder. Geen typische buitenlandse toeristen dus, maar een Mexicaanse familie die zelf jarenlang in een dorp in de jungle van Campeche had gewoond. Het ging dan al snel en vergelijkenderwijs over de verschillende voedselproducten die de natuur levert, de bereidingswijzen, de eetgewoonten en hoe heerlijk en voedzaam dat alles is. Vervolgens kwamen we vanzelf op het familieleven, hoe de kinderen worden grootgebracht en wat hun rol is in het dagelijkse leven. Voor Don Enrique is het daarbij vanzelfsprekend dat de tradities in stand gehouden worden, maar tegelijkertijd kijkt hij met open ogen naar wat de moderne wereld hem als het ware opdringt en zoekt wegen om dat wat hem aanstaat, in zijn tradities en gewoonten in te passen. Daarbij – en dat vond ik echt heel buitengewoon voor zo’n pater familias- lijkt hij zijn kinderen de ruimte te geven hetzelfde te doen. Althans dat maak ik op uit wat hij heeft opgebouwd, hoe hij en zijn familie zich blijven kleden, hun haar dragen maar vooral hoe hij en zijn kinderen en kleinkinderen zich gedroegen en uitten naar ons. In de verste verte lijkt dat niet op de bedelende en snuisterijen verkopende indianen die ik op de Zócalo tegenkom. Dit zijn zelfbewuste mensen die uit kunnen leggen hoe en waarom ze doen wat ze doen, trots zijn op hun afkomst en verstandig gebruik maken van de verworvenheden van de moderne tijd. Is dit dan toch ‘de indigena in zijn onbedorven paradijs’?…….

IMG_9729cw

De kleinkinderen van Don Enrique

Wat kan ik zeggen, dit was slechts één familie en we waren er maar drie dagen. Wie weet was dit wel een uitzondering, gezien ook het feit dat daar heel veel meer campamentos zijn en niet alle informatie en reisadviezen die ik op internet over dit soort toeristisch aanbod vond, zo positief zijn.

Wat doet het er toe, mijn romantische beeld van de oorspronkelijke bewoners van het huidige Mexico heeft voorlopig een goed voelende invulling gekregen in Lacanjá Chansayab.

_______________________________________________________________________________

Voetnoten:

[1] Na Bolom, is een  nu bijna 60 jaar oud NG-instituut,  dat antropologische en ecologische onderzoeksprogramma’s uitvoert, eco-toeristische jungle-tochten aanbiedt en naast een museum ook een hotel en restaurant exploiteert. Zie verder http://www.nabolom.org/

[2] ‘Schaduwen van Bonampak’ door S. Roeling. ISBN-10:9080855448

[3]  Mayanist is een wetenschapper die zich heeft gespesialiseerd in de cultuur van de Maya’s

[4] zie voor het eco-tourisme aanbod van Top Che: http://www.lacanja.com/

[5] Ontdekkingsreizigers, die veel Maya-steden in de jungle hebben ontdekt c.q. onderzocht en blootgelegd

Plaats een reactie